In mijn familie zijn de vrouwen overlevers. De mannen zijn bezweken aan kanker, een auto-ongeval en een hartaderbreuk. We lachen vaak met ‘Max en zijn harem’. Die zondagmiddag zitten Max en ik aan de keukentafel met mijn moeder, zus, haar dochtertje, mijn hippe grootmoeder en haar jongere ‘vriend’ (tussen aanhalingstekens want we mogen hem niet haar ‘lief’ noemen. It’s complicated, ook als je 80+ bent duidelijk.). Oma’s vriend maakt intussen al meer dan 20 jaar deel uit van de familie en Max kijkt naar hem op. Hij cruiset door het bos met zijn quad, hakt bomen om, legt elke zomer een gigantische houtvoorraad voor de winter aan en bakt als de beste gemarineerd spek op de BBQ. Mannendingen quoi. En ik ben wat blij dat Max bij hem kan leren hoe dat allemaal in zijn werk gaat. Want, stereotype of niet, mijn zoon, een brokje testosteron, is het mannetje in huis.
Stereotype of niet, mijn zoon, een brokje testosteron, is het mannetje in huis.
De ‘vriend’ heeft een pleister op zijn hand waar een donkerbruin, bloederig plekje doorschemert.
“Heb je je pijn gedaan?” vraagt Max.
“Ik heb gevochten.”
Max kijkt geschrokken. “Met wie?”
“Met Gaston.” knipoogt de ‘vriend’. “Ik heb intussen 6 hennen en Gaston wil niet dat ik de eieren raap in het kippenhok. De kippen zitten veilig bij die dappere Gaston.”
Begripvol knikt Max en besluit ernstig: “Hier ben ik de haan.”
Céline Malyster voor Libelle Magazine België
Lees ook mijn debuutroman:
Kommentare